Bij de behandeling melancholie moet in de allereerste plaats getracht worden om den lijders zooveel mogelijk, zoowel geestelijk als lichamelijk, rust te bezorgen –bedbehandeling is dus aangewezen- en uit hunnen familiekring te verwijderen. Bij passieve melancholie en aan uitputting en bloedarmoede lijdenden, is voortdurende bedbehandeling noodzakelijk.
Gegoede zieken kunnen, wanneer zij opgepast worden door personen, wier men met volle gerustheid de bewaking kan toevertrouwen –elk melancholicus toch kan onverwachts zelfmoord willen plegen- buiten het krankzinnigengesticht behandeld worden.
Wanneer er geen omstandigheden zijn, die zich daartegen verzetten, is vrije behandeling bij lichtere gevallen van melancholie zelfs te verkiezen, omdat de opsluiting meestal den waan te voorschijn roept van vergelding en straf.

Heeft zich neiging tot zelfmoord geopenbaard, of bestaat voedselweigering, dan is plaatsing in een gesticht dringend noodzakelijk.
Een versterkende doch lichtverteerbare voeding is een voor de genezing onmisbaar vereischte en reeds dit alleen maakt het wenschelijk om personen uit den arbeidenden of kleinen burgerstand, wien men te huis onmogelijk het noodige kan verschaffen, zoo spoedig mogelijk in een gesticht te doen opnemen. Middelen, die zoo zij verdragen worden met goed gevolg tegen bloedarmoede worden aangewend zijn: levertraan, chinine, ijzerpreaparaten, arsnenik.
Geprolongeerde lauwwarme baden (32-35oC) zijn bij anaemischen aan te bevelen. Om hunne kalmeerende werking worden zij ook toegepast bij praecordiaalangst en slapeloosheid.
Bij preacordiaalangst is het niet al te lang voortgezet gebruik van opium te beproeven. Men begint met 50mgrm p.d. 4 maal daags, geeft na een paar dagen dagelijks 50mgrm d.d. meer en stijgt tot 0.5 ! d.d.
Wordt de angst minder en blijft de beterschap eenige dagen toenemen dan kan de opiumdosis langzaam verminderd worden (om de drie dagen de dagdosis met 50mgrm verminderen).
Stoelverstopping is geen contraindicatie tegen opium. Een enkele maal heeft de opiumtoediening diarrhoea tengevolge, waartegen, zonder opiumdosis te doen dalen, het best nitr. argenti aangewend wordt.
Helpen lauwwarme baden of koude inwikkelingen niet tegen de agrypnie, dan geve men sulfonal (1-3 grm); bij anaemischen kan men alvorens daartoe over te gaan eerst trachten om door toediening van een glas bier of een warm cognacgrogje slaap te verwekken.
Verder zijn spiritualien op hun plaats bij hartzwakte; zij verdienen mede aanwending, wanneer de arterien zich in een toestand van sterke contractie bevinden. Bovendien kan men, teneinde de drukking in de vaten te verminderen, amylnitrit, hetgeen dikwijls tevens een zeer gunstigen invloed op de gedeprimeerde stemming uitoefent, laten toedienen.
Daar amylnitriet evenwel op den duur schadelijk zou kunnen worden, is het niet raadzaam om het gebruik er van langer dan eenige dagen te doen voortzetten; men laat het door andere middelen vervangen die een dergelijke werking bezitten (antipyrine, phenacetine, antifebrine)
Niet te grote giften morfine (50-100mgrm d.d.) doen somtijds de depressie afnemen. Koude douches op het hoofd met het lauwwarme bad verbonden, worden tot hetzelfde doel, somtijds met goed gevolg, gebezigd.
Tegen obstipatie wende men rheum, aloë of podophylline aan. Complicatiën behooren naar de regelen der kunst behandeld te worden.
Geef een reactie