Behandeling psychiatrie 1900 was een keur aan behandelingen van lekkere cocktails en warmwaterbaden tot elektriseren afzondering. Meer experimenteel dan Evidence Based maar zeker het lezen waard.
Behandeling Psychiatrie – 1900 – Algemeen.
Bron
- Psychiatrie voor Artsen, studenten en juristen, 1902.
Inhoud
- Bedverpleging.
- Dwangmiddelen.
- Algemene voedingstoestand.
- Hydrotherapie en Faradisatie / Galvanisatie.
- Massage.
- Gebrek aan ontlasting.
- Slapeloosheid.
- Medicatie bij slapeloosheid.
- Medicatie bij opwinding.
- Afzondering (isolatie).
- Over zelfmoord.
- Hypnotisme.
- Psychische behandeling.
1. Bedverpleging
Zoowel bij beginnende als bij acute psychosen kan volstrekte rust niet genoeg aanbevolen worden, niet alleen omdat opwinding en prikkelbaarheid daardoor het spoedigs tot bedaren komen, maar ook omdat het één der beste middelen is om het verval der lichaamskrachten tegen te gaan.
Volstrekte rust kan alleen worden verkregen door de zieken in bed te houden en wel bij voorkeur liggend, omdat ze dan spoediger bedaren dan in zittende houding.
De bedbehandeling, ofschoon in de laatste jaren algemeen toegepast, is niet nieuw: Coelius Aurelianus (Romeinse keizer, verder?) beval ze reeds aan bij manie. De moeielijkheden verbonden aan hare toepassing zijn onoverkomelijk en het is lang niet zoo bezwaarlijk als men het zich gemeenlijk voorstelt, wanneer men ten minste kan beschikken over een goed geschoold personeel, om angstige melancholici, verwarden, zelfs lijders met bewegingsdrang in bed te houden.
Zieken behooren in bed, ook het meerendeel der krankzinnigen weet dat nog zeer goed, en juist daarom maakt het op hun een gunstigen indruk, als ze zien, dat ze als zieken worden behandeld.
Patiënten die telkens willen opstaan hebben een verpleger of verpleegster voor zich noodig, die moet trachten ze van de noodzakelijkheid te overtuigen, dat hun toestand bedrust vereischt, en hen weer toedekt als ze zich hebben blootgewoeld.
Verzet de zieke zich voortdurend en is hij daarbij luidruchtig, dan moet hij, om de overige patiënten niet te hinderen, tijdelijk naar een kamer worden overgebracht waar hij alleen is en opnieuw worden beproefd hem in bed te praten.
Lukt dat niet, dan laat men hem een warm bad geven, waarin hij één tot twee uur moet blijven; waarna gewoonlijk de onrust voldoende is verminderd om hem, zij het dan ook na wat tegenspartelen, in bed te doen verblijven. De eerste dagen mag hij volstrekt het bed niet verlaten en ook daarin eten of gevoed worden als de toestand dat vereischt.
De stoelverstopping, die vooral in de eerste dagen der bedbehandeling optreedt tengevolge van gemis aan beweging, wordt bestreden door buikmassage, met of zonder hulp van lavementen. Wanneer ze eenige dagen in bed hebben doorgebracht en hun toestand het veroorlooft, staan de zieken op om eenigen tijd in de open lucht wat beweging te nemen, en gebruiken den maaltijd ook niet meer in bed.
De duur der bedbehandeling is vooraf moeilijk te bepalen, daar ze in hoofdzaak afhangt, én van het verloop, en van den aard der psychose.
2. Dwangmiddelen
Zooals bekend is, werden vroeger, getrouw aan de uitspraak van Celsus “ubi perperam dixit aut fecit, fame, vinculis, plagis coercendus est(?)” dwangmiddelen niet alleen voor de behandeling van onrustige krankzinnigen, maar ook als middel om weerspannige zieken te straffen onontbeerlijk geacht; eene opvatting, die natuurlijk tot de schromelijkste overdrijving en misbruiken voerde.
Niet gering zijn dan ook de verdiensten van de engelschen krankzinnigenarts Conoly, die door aan te toonen dat dwangmiddelen bij de behandeling van zielszieken niet alleen geheel gemist kunnen worden, maar zelfs schadelijk werken, er toe aanstoot gaf, dat langzamerhand de gewelddadige behandeling meer en meer op den achtergrond werd gedrongen en voor een meer humane plaats maakte.
Gelijk niet zelden geschiedt, werd de Conolly’sche behandelingwijze, “no restraint system” genaamd, door sommige aanhangers en vurige vereerders sterk overdreven; enkelen onder hen strekten hunnen afschuw van alles wat naar drang zweemde zoover uit, dat zijn zieken, die hardnekkig bleven weigeren om eenig voedsel te gebruiken, liever eenvoudigweg lieten verhongeren, dan op hun stelsel den minsten inbreuk te willen maken.
Het eenige dwangmiddel, dat, buiten de gestichten, mag aangewend worden, – in de gestichten zijn dwangmiddelen gelukkig bijna overal afgeschaft – is het dwangbuis en dit kan, wanneer het voorzichtig en alleen op last van den arts wordt toegepast, nauwelijks meer op dien naam aanspraak maken.
3. Den algemeenen voedingstoestand
Bij alle psychosen, die op inantie (ondervoeding) berusten of die gepaard gaan met vermagering en belangrijke bloedarmoede, moet men natuurlijk allereerst trachten den algemeenen voedingstoestand te verbeteren.
Met bijzondere zorg behoort derhalve het dieet –dat bij eventueele digestiestoornissen naar omstandigheden te wijzigen is- geregeld te worden. De vereischten waaraan dit in het algemeen dient te voldoen zijn, dat het tegelijkertijd versterkend en licht verteerbaar is.
Een methodisch toegepaste melkkuur geeft dikwijls goede resultaten. In gevallen waar de melk slecht verdragen wordt, kan die, meest met goed gevolg, door kefir (door gisting met het yoghurtplantje verkregen melkproduct) of, indien zulks wenschelijk schijnt, door ijzer-kefir of pepsine-ijzer-kefir (pepsine= het eiwitsplitsend enzym in het maagsap) vervangen worden.
Bij manie, de opgwekte vormen van amentia, en praecordiaalangst is een te rijkelijke toediening van vleeschspijzen af te raden, daar de eiwitstoffen bij onvolkomen oxydatie omgezet worden in stoffen, misschien ptomainen (lijkengif), die een schadelijke prikkelende werking op het zenuwstelsel uitoefenen (Kovalevsky); bij passieve melancholie, stupor, dementia daarentegen is, juist om de opwekkende eigenschappen, eene overvloedige vleeschvoeding aanbevelenswaardig.
Visch, die wat voedingswaarde aangaat met vleesch vrij wel overeenkomt, maar de exiteerende (opwekkende, zie exaltatie?) werking op het zenuwstelsel mist, kan wanneer dierlijk voedsel wenschelijk wordt, het vleesch vervangen. Thee, koffie, wijn en alcoholica zijn bij alle met exaltatie (extase) gepaard gaande toestanden te verbieden; een goed glas bier echter ’s avonds toegediend bewijst als slaapmiddel niet zelden voortreffelijke diensten.
Het blijft immer een zaak van groot gewicht om voor voldoende afwisseling in het menu te zorgen, omdat al te eentonige voeding niet slechts verlies van eetlust kan veroorzaken, maar zelfs een aanleiding tot voedselweigering worden. Gebrek aan eetlust is een verschijnsel, waartegen men in de praktijk maar al te dikwijls te kampen heeft.
Somtijds gelukt het om voedingsstoffen zooals vleesch of eieren, waarvan niet zelden een onoverwinnelijke afkeer word gekoesterd, te doen nuttigen, wanneer ze op een bijzondere wijze worden toebereid.
Zoo wordt door zieken, die anders niet tot het gebruik van vleesch te bewegen zijn, de volgende vleeschmarmelade zooal niet met graagte dan toch zonder tegenzin genomen:
100 gram rauw fijn gehakt vleesch, 40 gram witte suiker, 20 gram madera of malaga, 5 gram tct. Cinnamomi.
Verschillende aanbevelenswaardige mengsels met eieren toebereid zijn:
Cocktail: het geel van 2 eieren sterk geklopt door middel van een cocktail-brush, daarbij een theelepeltje pomeranzen spiritus, 50 gram cognac, de noodige suiker, een weinig citroensap, het geheel wordt, terwijl eenige stukjes ijs worden toegevoegd, flink dooreengeroerd;
Creme Americaine: het geel van 2 eieren geklotst met suiker, rum of sherry;
Lait de Poule: het geel van 2 eieren met kokend water geklopt, suiker en een weinig aq. Florum aurantii
Bavaroise à l’oeuf: 2 eieren (wit en geel) worden flink geklotst, hieraan 60 gram amandelmelk, 100 gram sterke thee, 15 gram aq. Florum aurantii toegevoegd en dan gezeefd.
Acht men het nodig den eetlust door geneesmiddelen aan te wakkeren, dan is vooral een inf. Condurango of condurangowijn met een gering alcoholgehalte een uitstekend middel.
Ook orexinum basicum(?) kan hiertegen beproefd worden. Ofschoon het niet altijd de gewenschte uitwerking vertoond en somwijlen lastige verschijnselen als maagpijn en braking te voorschijn roept, maken de resultaten die sommigen er van mededeelen het toch de moeite waard het in toepassing te brengen; tweemaal daags wordt hiervan 300-500 milligram toegediend in capsules of gegelantineerde pillen.
Ten einde de stofwisseling zooveel mogelijk tot het noodzakelijkste te beperken, moeten deze zieken zich zoo weinig mogelijk bewegen en heeft men dus in de eerste plaats er voor te waken, dat zij rustig het bed houden.
Treft ook dit geen doel, dan kan men beproeven per anum eenig voedsel toe te voeren. Voedende clysmata –zij moeten tot lichaamstemperatuur verwarmd worden ingespoten- kunnen verschillend worden saamgesteld. Lailler beveelt daartoe aan 125 gram melk, 3 theelepels droge pepton, het geel van 1 ei, 5 druppels tct. Opii, 5 gram amylum en indien de pepton zuur reageert, nog 5 gram bicarb. Natric(?). Oebeke geeft het volgende voorschrift: 125 gram ossenvleesch zonder vet of pees, fijn gehakt, 240 gram gedestilleerd water, 2 druppels acid. hydrochlor,(?) 2 gram keukenzout. Laat gedurende een uur marcereeren en filtreer. Wat in het filtrum terugblijft opnieuw te marcereeren met 120 gram gedestilleerd water; na een uur filtreren. Vermeng de beide vloeistoffen en voeg daarbij:
0.12 oplosbare pepsine, 10 druppels acid. hydrochlor, Laat digereeren gedurende zes uren bij 32 graden/R. Er blijven over 240 gram pepsinehoudend vocht, voldoende voor 24 uren. Bij dag geve men hiervan alle 3 uren, bij nacht alle 6 uren 4 eetlepels.
De patiënt ontvangt dus de 240 in zes clysmata, de lepel op 10, berekend.
Een eenvoudiger recept, dat ik bij ondervinding zeer kan aanprijzen, is dat van Huber: voor elk lavement 2 of 3 eieren met 2 of 3 gram keukenzout flink dooreengeklotst; uit een Hegar’sche trechter wordt dit in het rectum gebracht, waarbij men moet trachten de week caoutchouken(?) uitvoerbuis, zoo hoog mogelijk in den darm voort te schuiven. Drie zulke lavementen per dag zijn voldoende: ter reiniging van den darm is het an te raden elk voedingsclysma één uur van te voren door een waterlavement te doen voorafgaan.
Van alle aanbevolen middelen om bij weigering den zieken het noodige voedsel te kunnen toedienen is enkel nog de maagsonde in gebruik, die hier, omdat men gewoonlijk met onwillige patiënten te doen heeft, in plaats van door den mond, door den neus word ingebracht.
Ofschoon dit even goed kan worden uitgevoerd of de patiënt ligt of zit, is het, wanneer men niet met aan stupor, of passieve melancholie lijdenden te doen heeft, beter dezen de liggende houding te doen aannemen; bij weerspanningen is men niet zelden genoodzaakt hen buitendien door helpers te doen vasthouden.
De voedende stoffen moeten natuurlijk in vloeibaren staat zich bevinden alvorens tot ingieting over te gaan.
Verschillende mengsels van melk, bouillon, eieren, peptonen, chocolade, wijn, levertraan enz. komen daartoe voornamelijk in aanmerking, die niet meer dan lauwwarm mogen zijn en van te voren gezeefd moeten worden om stremsels die de sonde zouden verstoppen, te verwijderen.
Van alle samenstellingen die voor voeding door de maagsonde geschikt zijn, wil ik slechts de beide volgende vermelden, die voldoende voedsel voor een dag bevatten.
De eerste, wat in twee gedeelten gegeven, bestaat uit: 4 geheele eieren, 2 liter melk, 250 gram bordeauxwijn, 30 gram vleeschpoeder en 10 gram keukenzout.
Het andere, dat in 3 keeren wordt toegediend uit: 500 gram water, 2 gram keukenzout, 2 liter melk, 1 liter bouillon, 1-2 eetlepels leguminose, een halve flesch rooden, rijn- of moezelwijn, 6 eetlepels portwijn, 6 eetlepels levertraan, 10 stuks eidooiers, 500 gram fijngehakt vleesch, 60 druppels tct. ferr. Acet, en 10 druppels ac. hydrochlor.
Voor de eerste maal dat van de sonde gebruik word gemaakt, is het, ten einde braking te verhoeden, raadzaam om niet te veel te gelijk en niet al te prikkelende stoffen, maar eieren, melk en zout bijv in te brengen.
Ilberg beveelt bij voedselweigering aan, subcutane-infusie van 500-700 cc. m. sol. chloreti natrici(?) 7.5 op 1000, verwarmd van 37-40 graad/C. De vloeistof –het is gewenst deze over twee plaatsen te verdeelen- wordt het best ingespoten in het onderhuidssbindweefsel van borst, rug of dij.
Ilberg paste de bewerking op zichzelf toe; reeds na een uur daarna bemerkte hij een sterken speekselvloed, die een licht branden op de tong te voorschijn riep; tegelijkertijd deed zich een levendige behoefte naar spijs en drank gevoelen. Nog den volgenden dag bestong speekselvloed, een brandend gevoel in de oogen een lichte coryza (snot).
4. Hydrotherapie en Faradisatie
Niet minder noodzakelijk dan een goede voeding, is het voor een zorgvuldige huidreiniging te waken; afgezien nog van cosmetische en hygienische gronden, die haar vereischen is het voor de stofwisseling geheel niet onverschillig of de huidfunctiën al dan niet ongestoord kunnen plaats hebben.
Doch niet alleen als zoodanig, maar als tonicum bezitten de huiswaschingen waarde, wanneer men daartoe water van 15-20°C neemt. Andere hydrotherapeutische handelwijzen, die evenzoo werken, zijn; halfbaden van 22°-28°C, waaraan overgietingen met water van dezelfde temperatuur kunnen verbonden worden; inwikkeling in natte lakens (13°-16°C) gedurende 15-20 minuten met daaropvolgend halfbad van 19°-28°C.
Ook electriciteit in den vorm van algemeene faradisatie aangewend, is als tonicum zeer aan te bevelen vooral in het prodromaal stadium en dat van reconvalescentie (revalidatie) der psychosen, wanneer daarmede geen vrees of waandenkbeelden verbonden worden.
In het floride tijdperk van krankzinnigheid vindt zij weinig toepassing, want terwijl hare werking bij psychosen die met exaltatie gepaard gaan zelfs schadelijk te noemen is, kan zij van alle rustige of depressieve vormen alleen bij stupor nu en dan met eenig nut worden ingezet.
Algemeene faradisatie wordt op de volgende wijze uitgevoerd;
Men laat de bijna geheel ontkleede patiënt op een tabouret (behandelkruk) plaats nemen en de bloote voeten zetten op een vochtige plaatvormige electrode, die met de kathode van de secundaire spiraal van de inductietoestel in verbinding is gebracht en bestrijkt dan achtereenvolgens alle deelen van het lichaam met de anonde.
Een groote met spons overtrokken electrode. De stabiele pool kan in stede van met de voeten in aanraking gebracht worden, als zitplaats ingericht, of in een warm voetbad geplaatst worden.
Loewenfeld neemt, ten einde de ongaangename gewaarwording, door de afkoeling van het voetbad of de metaalplaat tweeggebracht, te ontgaan, een groote buigzame electrode van gevlochten koperdraad, dubbel overtrokken met flanel en linnen en van banden voorzien, waarmede zij op het onderste gedeelte van den rug bevestigd kan worden.
De afmetingen dezer electrode bedragen 12 op 20 cm. In plaats van de beschreven labiele electrode verkiezen sommigen de door Stein aanbevolen masseerrol, een 10cm lange 3 cm dikke met wasdoek bekleede koolcylinder. Wanneer de stroom op zeer gevoelige plaatsen, zooals hoofd en hals wordt aangewend is het beter dat de anode zelf daarmede niet in aanraking word gebracht, maar dat de geneesheer die in de eene hand neemt en met de andere natgemaakte hand hoofd en hals bestrijkt.
De voordeelen van deze handelwijze zijn, dat men in de eerste plaats den stroom gemakkelijker dan zulks met eenige electrode geschieden kan op alle deelen an het hoofd kan laten inwerken en men verder zich zelf kan vergewissen, dat de stroomsterkte juist gekozen is.
Het bestrijken van het hoofd mag niet de minste pijn veroorzaken, terwijl voor den romp en ledematen die stroomsterkte voldoende is, welke een zwakke, even merkbare spiercontractie te voorschijn roept, waarbij evenwel insgelijks op de meerdere of mindere gevoeligheid der verschillende lichaamsgedeelten moet worden achtergegeven.
Elke zitting moet niet langer dan een kwartier worden voorgezet en die tijd is voldoende, wanneer aan hoofd en hals 3 minuten, aan borst, rug, eken arm en elk been 2 minuten worden besteed.
Wil men de algemeene faradisatie bij bedlegerigen in toepassing brengen, dan neemt men een metalen met warm water gevulde kruik, die met de negatieve pool in verbinding is gebracht en legt die tegen de voetzolen van den zieke.
Bij vrouwen, wier schaamtegevoel niet zelden tegen de algemeene faradisatie in opstand komt, kan men genoodzaakt wezen om, zoo men toch electriciteit wil aanwenden, het electrische bad in toepassing te brengen. Onverschillig welken stroom men kiest, het den galvanischen, hetzij den faradischen, verdient het dipolaire bad, minder onaangenaam voor den zieke, in alle gevallen de voorkeur
Hierbij worden de beide polen –in tegenstelling met het monopolaire bad waar slechts één met het water, de andere met het lichaam in verbinding worden gebracht- in het badwater gedompeld en wordt alzoo het tusschen de electroden geplaatste lichaam alleen getroffen door de takken van den stroom die door het water gaan.
Teneinde te bewerken dat een zooveel mogelijk gelijkmatige stroom elk deel van het lichaam treft, werd door Stein aangeraden om meer dan twee electroden te gebruiken en die passend dicht bij verschillende deelen van het lichaam te brengen.
De eenvoudigste wijze om dit te bereiken is wel, dat een groote met een der verbonden metaalplaat vlak achter den rug van den patiënt gesteld wordt, terwijl de andere pool in verbinding staat met twee groote metaalplaten, waarvan de een tegenover de voetzolen, de andere tusschen de beenen geplaatst is.
5. Massage
een middel om, verbonden met andere behandelwijzen, een gunstigen invloed op de stofwisseling uit te oefenen, bezitten wij in de algemeene massage. Men moet waar men deze in toepassing wil brengen er op bedacht zijn, dat de zwakke personen -bij licht prikkelbaren en geëxalteerden is zijn geheel te verwerpen- massage van het gehele lichaam slecht verdragen, zoodat hier in den aanvang alleen enkele lichaamsdeelen mogen gemasseerd worden en eerst langzamerhand tot algemeene massage mag worden overgegaan.
De wijze van massage moet volgens elk speciaal geval worden ingericht en daarvan is het derhalve afhankelijk of men zal overgaan hetzij tot eenvoudig zacht bestrijken der huid met de vlakke hand (effleurage), hetzij al strijkend een sterkere drukking uit te oefenen en daarmede knijpen van huidplooien verbinden (massage à fraction), hetzij tot het kneden van spieren (pétrissage) of eindelijk tot beklopping der te behandelen deelen met een vinger, de hand of daartoe opzettelijk vervaardigd werktuig (tapotement).
Wanneer men het wenschelijk acht en de omstandigheden zulks veroorloven, kan men om de bloedarmoede te bestrijden natuurlijk door de daartegen gebruikelijke geneesmiddelen aanwenden: Levertraan, ijzerpreaparaten, al of niet met chinine gegeven, arsenicum, alleen of met ijzer, komen hiertoe wel het meest in aanmerking.
Onderhuidse inspuitingen van testikelvocht, door Brown-Sequard het eerst, daarna door Hammond, Variot, Villeneuve, Brainard, e.a. als tengevolge van inwerking op de zenuwcentra, versterkend en verjongend aanbevolen, zijn volgens mededeelingen van Ventra en Tronda, die inantiepsychosen aan een methodische behandeling onderwierpen, geheel nutteloos.
6. Gebrek aan voldoende ontlasting
Een bezwaar, waarmede vele lijders aan anaemie en de meeste krankzinnigen te kampen hebben, is gebrek aan voldoende ontlasting. De deprimeerende invloed, welke tengevolge van obstipatie op de gemoedsstemming wordt uitgeoefend, is bekend; het spreekt op zich zelf reeds zoo dikwijls,
in het initiaaltijdperk der psychose bijna uitsluitend, met depressieve ontstemmingen te doen heeft, meer nog dan elders voor een geregelden stoelgang moet worden zorg gedragen. Men zij er aan gedachtig dat, om habitueele obstipatie met goed gevolg te kunnen bestrijden, men steeds in de allereerste plaats de oorzaak daarvan moet trachten op te sporen.
Vaak berust de vertraging der darmperistaltiek alleen op een gewijzigde innervatie van den darm, zoodat van de verschillende wijzen van behandeling massage en electriciteit dan vooral in aanmerking komen. Acht men het noodig om geneesmiddelen toe te dienen, zoo is het zaak om alleen van de milder werkende purgantia gebruik te maken.
7. Slapeloosheid (Agrypnie)
Een verschijnsel waarmede men zoowel in het begin-, als bloeitijdperk der psychosen maar al te dikwijls te worstelen heeft, is slapeloosheid. Ook hierbij geldt het in de eerste plaats de oorzaken der agrypnie na te vorschen, welke lang niet altijd voor de hand liggen, vaak in het geheel niet te vinden zijn.
Bij de behandeling der slapeloosheid behoort men niet, zooals veelal geschied, den zieke met chloralhydraat, waarmede bij onoordeelkundige toepassing onherstelbare schade berokkend kan worden, vol te proppen, maar steeds individualiserend te werk te gaan.
Indien men de oorzaken der slapeloosheid heeft kunnen opsporen, moet men voor alles trachten die uit den weg te ruimen. Het verdient echter de aanbeveling om hiernevens door toepassing van physiche middelen –die op zelf reeds niet zelden een slaapverwekkende werking uitoefenen- de overgroote prikkelbaarheid der hersenen zooveel mogelijk te verminderen. Deze bestaan uit baden, koude inwikkelingen en electriciteit.
De baden, die hier in aanmerking komen, zijn volbaden van 28°-32°C; men laat den zieke een half tot een geheel uur daarin verblijven en zoo daarbij over congesties geklaagd wordt, koude kompressen op het hoofd leggen.
In vele gevallen kunnen inwikkelingen in van te voren in koud water gedompelde daarna goed uitgewrongen lakens, wat de hypnotische werking betreft, de baden met voordeel vervangen; de inwikkelingen moeten om het gewenschte gevolg te krijgen 2-5 uur worden voortgezet.
De hierbij gebruikelijke electrische behandeling uit galvanisatie van de ruggestreng met een niet al te sterken afdalende stroom. Zijn wij er niet in geslaagd de oorzaken der agrypnie te vinden, dan is het toch raadzaam om, voor en aleer tot de toediening van slaapverwekkende geneesmiddelen over te gaan, ook hier eerst de werkzaamheid der physische middelen te beproeven.
8. Medicatie bij slapeloosheid
Het aantal hypnotica is in de laatste jaren ontzaggelijk toegenomen, doch vele der aangeprezen nieuwe middelen voldoen slechts matig of in het geheel niet aan de daarvan gekoesterde verwachting. De over het algemeen werkzame hypnotica zijn overigens nog talrijk genoeg; jammer maar dat er, ten minste op het oogenblik, nog geéne regels te geven zijn in welke gevallen bepaalde middelen moeten worden voorgeschreven.
In de Wiener Wochenschrift van 1890 raadt v. Krafft-Ebing aan: bij alkoholische agrypnie, opium, paraldehyd, methylal, sulfonal, strychnine; bij morphinisten, piscidia, hypnon, broomzouten in verbinding met opium; bij inantie, spiritualiën en kamfer; bij psychosen met melancholisch karakter, opium, sulfonal, piscidia, broombouten; bij zulke met maniacale ontstemming digitalis en ergotine; bij algemeen neurosen paraldehyd.
Bij zeer anaemische zieken oefenen morphine en opium meestal geen slaapverwekkende werking uit; wel doen ze dit somtijds wanneer zij te zamen met chinine onderhuidsch worden ingespoten. V. Kraft-Ebing laat 250mgrm. Morphine in 5 grm glycerine en 1 grm bisulphas chinine in 15 grm aq. dest. oplossen, mengt deze en laat filtreeren; een spuitje bevat dan 12.5 mgrm. morphine en 50 mgrm. chinine.
Metylal, chloralamid, hypnon -dit laatste zelfs in doses van 10-15gtt. – zijn wat hunne werking aangaat weinig vertrouwbaar. Urethan (3-6grm.) bewijst in lichtere gevallen van slapeloosheid dikwijls goede diensten; bezit echter de nadeelen dat het bij voortgezet gebruik spoedig werkeloos wordt en op den duur verlies van eetlust veroorzaakt. Cannabinon is bij psychosen van weinig waarde; hyoscyamine is alleen te beproeven wanneer alle andere middelen en den steek lieten.
Chloralhdraat is een hartvergift en reeds daarom niet geschikt om langen tijd achtereen gebruikt te worden; een kleine hoeveelheid Morphine bij de Chloral gevoegd verhoogt de werking daarvan.
Paraldehyd is boven chloral te verre te verkiezen, niet alleen omdat het spoediger werkt maar ook omdat grootere doses voor respiratie en hartwerking onschadelijk zijn.
Bij lang voortgezet gebruik begint het op de spijsvertering en algemeenen voedingstoestand een ongunstigen invloed uit te oefenen en worden de patiënten buitendien aan het gebruik er van gewoon, zoodat het raadzaam is, het met andere slaapmiddelen nu en dan te doen afwisselen. De dosis van het paraldehyd is 4-6 grm.
Amylenhydraat (2-6 grm) werkt evenals paraldehyd; acetal evenzoo, doch is minder onschuldig en veroorzaakt somtijds onaangename nevenwerkingen. Sulfonal (2-3 grm.) laat enkele malen wat werking betreft in den steek.
Brough nam waar bij vijf melancholisten, die langen tijd hardnekkig voedsel weigerden, dat zij telkens, na het gebruik van sulfonal, hetgeen hen ’s avond als hypnoticum werd toegediend, den volgenden dag uit eigen beweging voedsel namen. Trional (1-2 grm in warme melk) en Tetronal (1 grm) werken als sulfonal.
Voor patiënten die midden in de nacht ontwaken zonder weer te kunnen inslapen si sulfonal, voor het naar bed gaan genomen, het geschiktste middel, daar de werking er van zoo langzaam plaats heeft.
Voor hen die den slaap niet kunnen vatten is trional geschikter daar dit binnen het uur werkt. Tetronal, dat een korten slaap verwekt, is goed voor menschen met korte nachten, d.w.z. die ’s ochtends geregeld vijf uur, half zes wakker worden en blijven.
Somnal in een mengsel van chloralhydraat in urethan in alhohol opgelost, het bezit minder invloed op het hart, doch verwerkt overigens dezelfde onaangename nevenwerkingen van het chloralamid, namelijk duizeligheid, hoofdpijn, matheid, digestiestoornissen. Hypnon, (1-2 grm.) is eene verbinding van antipyrine, en chloralhydraat, 1 gram er van bevat 450 mgrm. chloralhydraat en 550 mgrm. antipyrine; bijzondere voordeelen biedt het gebruik er van niet aan.
9. Medicatie bij opwinding en verhoogde psychische prikkelbaarheid
De middelen die worden aangewend om de opwinding en verhoogde psychische prikkelbaarheid bij onrustige krankzinnigen te bekampen, zijn deels physische, deels medicamenteuze. Onder de laatste treffen wij ook enkele der zoo even genoemde hypnotica aan, zooals opium en morphine.
Over de therapeutische waarde dezer beide geneesmiddelen vooral wat hare toepassing aangaat bij beginnende melancholie, en melancholische angsttoestanden, bestaat onder de krankzinnigenartsen groot verschil van mening.
Door sommigen hemelhoog geprezen, worden zij daarentegen door anderen als schadelijk uitgekreten, terwijl derden, waartoe Guislain en Savage behoren, hen als middelen beschouwen die in sommige gevallen goede diensten kunnen bewijzen.
Zooals gewoonlijk maken ook hier zoowel de voor- als tegenstanders zich aan schromelijke overdrijving schuldig; in ieder geval is bij het voorschrijven van opium of morphine voorzichtigheid aan te bevelen, daar ze zelf bij te lang voortgezet gebruik aanleiding geven tot het ontstaan van hersenstoornissen.
Andere middelen, welke met hetzelfde doel, onrustige tot bedaren te brengen, gebezigd worden, zijn; broomzouten; extr. Piscidiae (250-500mgrm); hyoscyamine (subcutaan 5-10mgrm, inw. 15:40; doet somtijds de onrust eer toenemen dan verminderen); hydrochloras hyoscini (1-2 mgrm op eenmaal in verdunde oplossing.
Volgens Ramadier en Serieux een bruikbaar, altijd boven hyoscyamine te verkiezen middel, dat veel te weinig word aangewend bij maniacale opgewektheid, delirium, hallucinaties en melanchol. agit.); Sulfonal, trional in dosi refracta (als sedativum is tetronal 0,4-0,7 gram, 1-2 maal daags het vekieselijkst); sulfas duboisini, hetgeen volgens Belmondo, al is het dan ook voorbijgaande, op de intelligentie werkt en in het bijzonder een gunstigen invloed uitoefent op perceptie- en associatievermogen (1 mgrm als hoogste gift bij de eerste toediening en nimmer stijgen boven 1.6 mgrm.
Niet zelden gelukt het ook hier om zonder hulp der geneesmiddelen de opwinding te doen verdwijnen, wanneer dezelfde hydratherapeutische proceduren worden toegepast, die zoo even bij de bespreking der slaapverwekkende middelen zijn aanbevolen.
10. Afzondering (Isolatie)
Voor zieken, bij wie tijdelijke hyperaesthesie voor alle zinsindrukken voorhanden is, is afzondering het eenige middel om hen tot bedaren te brengen. Tot dat doel behooren in elk krankzinnigengesticht eenige vertrekken beschikbaar te wezen, ver uiteen gelegen dat de zich daarin bevindenden elkander niet kunnen hooren en ook op zoodanigen afstand van het overige gedeelte de inrichting, dat het razen en tieren der bewoners daar evenmin stoornis kan teweeg brengen.
De verlichting der isoleerkamers –die niet alleen door naam maar door de inrichting er van, van de vroegere cellen moeten verschillen- moet niet al te schel wezen en om verschillende reden is het verkieslijk, dat zij hun licht van boven ontvangen.

De verwachting, die men koesterde van den kalmeerenden invloed van, door aanwending van verschillende glazen, gekleurd licht, heeft zich niet verwezenlijkt.
De afzondering, waarbij onafgebroken bewaking onontbeerlijk is, mag nimmer te lang worden voortgezet. Is de zieke na eenige uren nog niet tot rust gekomen, dan late men hem zoodra zulks maar even mogelijk is, liefst in de open lucht, vrij rondloopen.
Herstellende zieken verlangen dikwerf zelf naar rust en eenzaamheid; voor hen kan een niet te langdurige afzondering zeer heilzaam wezen.
Houdt men de zieke te lang geisoleerd zonder toezicht, dan kan dit bij patienten, die er anders niet toe zouden overgaan, een oorzaak worden voor het aannemen van verschillende vieze en verkeerde gewoonten zooals; scheuren van hunner kleederen en dekens, onreinheden, zichzelf en het vertrek met drek besmeren.
Natuurlijk kunnen deze hebbelijkheden een onmiddellijk gevolg wezen van den bewegingsdrang, doch ook hiertegen vermag een zorgvuldige verpleging veel (regeling van den stoelgang door lavemanten, verstrekking van z.g. onscheurbare stoffen voor kleeding en dekking enz.).
11. Levensbeneming
In verreweg het meerendeel der gevallen, waarin krankzinnigen Levensbeneming bedrijven, treft men als aanleidende oorzaak daarvoor hevigen angsten aan. Zeer angstige patienten vereischen derhalve een dag en nacht voortgezetten, uiterst nauwkeurige waarneming in bewaking, die om geen enkele reden, al zijn het dan ook slechts voor weinige oogenblikken, verslapt mag worden.
Aan het personeel met de oppassing belast, kan dit niet genoeg worden ingeprent; men moet nimmer verzuimen het te gelijkertijd te wijzen; en op de lagen en listen, welke zij, die op levensbeneming zinnen, aanwenden om het toezicht te doen verflauwen of te verschalken, ten einde, zoo zijn daarin slagen, hun opzet uit te voeren, en op het feit, dat melancholici bij voorkeur de vroege morgenuren plegen uit te kiezen.
Toch is het niet altijd mogelijk, zelfs in gestichten waar verpleging en verzorging voortreffelijk zijn, om levensbeneming te voorkomen, daar het kan gebeuren, dat zieken, die volstrekt niet angstig of melancholisch zijn, van wie men zulks niet verwachten zou, plotseling onder den invloed eener obsessie of impulsie, daartoe overgaan.
12. Hypnotisme (Hypnose)
Het hypnotisme kan bij verschillende krankzinnigheidsvormen zich op geene groote resultaten beroemen; de invloed der suggestie op dwangvoorstellingen en waandenkbeelden kan echter nimmer worden beproefd.
13. Psychische behandeling.
Van een eigenlijke psychische behandeling kan alleen bij herstellende sprake wezen. Evenmin als in het bloeitijdperk der krankzinnigheid moet men hier spot of redeneering aanwenden om den zieken van het ongerijmde hunner waandenkbeelden te overtuigen, wel echter moet men eens gerezen twijfel aan de gegrondheid der waandenkbeelden door toespraak, afleiding, verrassingen, enz bij hem trachten te versterken.
Ook kan, wanneer zich eenmaal twijfel aan de juistheid der waandenkbeelden geopenbaard heeft, de geneesheer, door zijne meening daaromtrent kenbaar te maken, er veel toe bijdragen om den zieken het rechte spoor te doen vinden en het verdwijnen hunner waan te bespoedigen.
Het spreekt vanzelf, dat de arts, wil zijne uitspraak voor den patient met orakeltaal gelijk staan, diens gehele vertrouwen moet bezitten. Dit nu wordt, behalve door omgang en optreden, het best verkregen door den lijder te toonen, dat men zelfs zijne wijze van denken kent. Om dit te kunnen doen, moet men zich natuurlijk geheel in den toestand van den zieke weten te verplaatsen.
Men moet niet-krankzinnige krankzinnigen toespreken als gewone zieken en niet als kinderen behandelen; evenzeer vermijde men ze te prikkelen door bij het onderhoud een air van zelfbewuste-verstandelijke meerderheid te laten doorschemeren.
Bij de behandeling van inlandse krankzinnigen in Indie is dit uiters moeilijk, omdat men daarbij te doen krijgt met menschen uit allerlei hoeken van den Archipel, wier zeden, gebruiken, gewoonten, ja wier taal men niet kent, daar de middelen en tijd –jarenlange studie wordt daartoe gevergd, zoo de lust om in kampongs rond te dwalen al aanwezig is- den meesten ontbreeken, moet de behandeling zicht tot een zuiver symptomatische beperken
Tot zover de Behandeling psychiatrie – 1900
Geef een reactie