In dit artikel een casus waanstoornis DSM 4. Met de term waanstoornis word een groep psychosen aangeduid met als gemeenschappelijke kenmerk een hardnekkige niet-bizarre waan (d.w.z. het zou waar kunnen zijn), terwijl het algemene niveau van functioneren van deze patiënten redelijk intact blijft.
Een wat oudere, door de DSM-IV verlaten benaming is ‘paranoïde stoornis’.
Het onderscheid met schizofrenie is dus gelegen in inhoudelijke kenmerken in de waan, in het nagenoeg ontbreken van andere psychotische verschijnselen en in het achterwege blijven van ernstig sociaal disfunctioneren.
Mensen met een waanstoornis richten hun leven in naar hun overtuiging. Als de inhoud van hun waan daar aanleiding toe geeft kan hun gedrag ongewoon en soms gewelddadig zijn.
Casus waanstoornis
De 31 jarige mevrouw D is er al acht jaar van overtuigd kanker te hebben. Haar fysieke voorkomen lijkt met die sombere diagnose niet in overeenstemming. Aanvankelijk had zij het gevoel dat haar slokdarm en maag aan het wegrotten waren, zodat het voedsel in de buurt van haar rug terecht kwam.
Later ontwikkelde zij de zekerheid dat er zich onderin haar rug een kwaadaardig gezwel bevond, dat de wervels aantastte, zodat zij in toenemende mate de steun in haar rug kwijtraakte. Dokters konden nooit wat vinden en trachtten haar steeds weer uit te leggen dat haar klachten “psychisch” waren.
Mw D weet zeker aan deze vreselijke ziekte te zullen overlijden en hoopt maar dat haar een langdurig lijden bespaard blijft. Toch is zij niet depressief. Zij heeft een vaste partner, maar begrijpt niet wat haar vriend in haar ziet, aangezien ze toch niet lang meer te leven heeft.
Reden om opname op een psychiatrische afdeling te accepteren is haar hoop dat zij opnieuw en grondig lichamelijk zal worden onderzocht. Daar kan zij niet genoeg van krijgen. Haar voorgeschiedenis vermeldt veel contacten met specialisten, onder wie af en toe een psychiater.

In haar pubertijd is zij erg mager geweest. Later heeft zij een periode geklaagd over moeheid, waarvoor geen oorzaak kon worden gevonden.
Overtuigende lichamelijke afwijkingen zijn nooit vastgesteld. Haar zekerheid een ernstige ziekte te hebben verhindert haar niet haar werk als analiste normaal te verrichten. Weliswaar heeft zij rugklachten, maar zij typeert zichzelf als “een harde”.
De ziekte is een soort tegenstander die zich maar niet laat ontmaskeren en die haar leven vult.
Geef een reactie