Deel 1: Manie of Manische Psychose
Onder den naam manisch-depressieve psychose vat men samen twee vormen van krankzinnigheid, die, hoewel ogenschijnlijk geheel aan elkaar tegengesteld, in den grond blijken te zijn uitingen van een en dezelfde ziekte. Het zijn manie en de depressie of melancholie.
Een algemeen kenmerk der manisch-depressieve psychose is haar optreden in aanvallen. Slechts zelden komt het voor, dat een lijder aan deze ziekte maar één aanval in zijn leven heeft. In de meeste gevallen treedt de ziekte meerdere malen bij denzelfden patiënt op, al zijn niet alle aanvallen zoo hevig, dat opname in een verplegingsinrichting noodzakelijk is.
Zulk een aanval kan hierin bestaan, dat de patiënt een manie, ofwel dat hij een melancholie doormaakt, dan wel dat deze beide fasen der ziekte direct aaneengesloten den aanval vormen. Ook kan het voorkomen, dat iemand nu eens een manische, dan weer één of meer melancholische aanvallen krijgt, later weer afgewisseld door manische fasen. Ten slotte zien wij ook, dat symptomen der beide vormen zich met elkaar vermengen, gezamenlijk voorkomen en zoogenaamde mengvormen der ziekte opleveren.
Een tweede algemeen kenmerk der manisch-depressieve psychose is, dat deze ziekte zelf nimmer tot dementie leidt, hetgeen, zooals wij eerder zagen, samenhangt met de endogene ontstaanswijze. Zelfs iemand, die reeds herhaalde malen een manisch-depressieve aanval heeft doorgemaakt, kan toch weer als geheel normaal in de maatschappij terugkeren.
A) Manie
De hoofdverschijnselen van de manie zijn drie in getal, namelijk:
- De ziekelijke vrolijkheid
- De versnelling van den gedachtegang
- De overmatige beweeglijkheid of motorische onrust.
Hypomanie
Deze drie hoofdverschijnselen kunnen in verschillende sterktegraden voorkomen. Zijn zij in lichteren graad aanwezig, dan krijgen wij een toestandbeeld (d.i. het beeld, waarin een psychose zich op een bepaald ogenblik voordoet) hetwelk wij doorgaans hypo-manie (hypo = onder) noemen.

Het vroeger stelle en bescheiden meisje wordt overdreven vroolijk en lachlustig, gaat zich opzichtig kleden, siert zich op met prullerijen, wordt brutaal en ongegeneerd, is vol flauwe grappen en heeft steeds haar woordje klaar. Dit laatste is vooral een uitvloeisel van haar versnelden gedachtegang die zich verder ook uit in woordspelingen en rijmelarijen. Haar bewegingsdrang uit zich door overmatige bedrijvigheid. Zij kan geen moment stil zitten, is steeds in de weer, nu eens met dit, dan weer met dat werk. Zij begint alles, doch houdt niks vol, omdat tengevolge van de verhoogde afleidbaarheid haar gedachten steeds naar iets anders uitgaan. Toch bedenkt zij in haar verhoogt zelfgevoel heel veel te presteren en kan dan ook geen enkele opmerking verdragen. Zij bemoeit zich in haar overmoedigheid met alles, heeft steeds aanmerkingen over het werk van anderen, is uitermate bemoeizuchtig.
Zij heeft allerlei groote plannen in het hoofd, houdt zich voor zeer knap en aantrekkelijk, kortom, overschat zich in alle opzichten. Met de zedelijkheid neemt zij het niet meer zoo nauw: haar vluchtige gedachtegang blijft niet bij moreele bezwaren staan en in haar vrolijkheid stapt zij daar licht overheen. Mannelijke patiënten worden vaak overdreven optimistisch wat betreft hun zaken en gaan over tot gewaagde speculaties in de vaste overtuiging grote winsten te maken. Zij zijn vol groote plannen, willen hun kleinen winkel uitbreiden tot een groot warenhuis, zijn willen groote handelsreizen gaan ondernemen enz. Uit zucht om alles te bezitten doen zij inkoopen, die zij zich niet kunnen veroorloven; zelfs word vaak het verschil tussen mijn en dijn uit het oog verloren.
Meestal hebben zulke patiënten een gezonde en bloeiende gelaatsuitdrukking als weerspiegeling van hun vroolijke stemming en hun gevoel van algemeen welzijn. Zij hebben dan ook vrijwel steeds een goede eetlust, zijn vaak gulzig en schrokkig. Hoewel de stemming overwegend vrolijk is en opgewekt, kan zij ook naar den tegengestelden zijde overslaan, zoodat men soms onverwacht den Patient in tranen kan zien uitbarsten. Dit duurt echter gewoonlijk niet lang: spoedig heeft de vrolijkheid weer de overhand.
Mopperende manie
Bij sommige hypomane patiënten is de stemming minder vrolijk, doch meer naar den prikkelbaren kant; de bemoeizucht ontaardt in ruzie zoeken, de minste aanmerking geeft aanleiding tot opvliegendheid. Treden de prikkelbaarheid en de ontevredenheid ten koste van de vrolijkheid op den voorgrond, dan spreken wij van mopperende manie.


Zwaardere vormen van manie:
De manische psychose
Wordt de ziekte heviger dan zien wij de drie hoofdverschijnselen in versterkte mate voor den dan komen; vooral de gedachtevlucht en de bewegingsonrust gaan dan op den voorgrond treden. In groote snelheid volgen de gedachten elkaar op en een stroom van woorden beantwoordt daaraan. Het innerlijk verband tussen de gedachten is, zooals wij vroeger zagen, verzwakt en het bekende ‘van den hak op den tak springen’ der gedachten treedt duidelijk te voorschijn. Grooten invloed heeft hierbij de sterk verhoogde afleidbaarheid waardoor allerlei dingen in de omgeving de aandacht trekken, welke aandacht echter weer even snel door iets ander word afgeleid. Sterk is bij zulke patiënten de neiging tot het vormen van klankassociaties; zij rijmen op hun eigen woorden en op alles, wat zij uit hun omgeving opvangen.
Hun groote vrolijkheid uit zich in zingen, roepen en fluiten terwijl de bewegingsdrang, die zich in de lichtere graden voordoet als overmatige bedrijvigheid, hier ontaardt in een heftige bewegingsonrust, in dansen, springen, in de handen klappen, rondspringen en draven, zich aan en uitkleden, voortdurend het haar vlechten en zelfs smeren en scheuren. De slaap is meestal gestoord. Soms slapen zulke patiënten slechts enkele uren per nacht en ondanks het feit dat de voedselopname voldoende is, ziet men in zware gevallen door het groote energieverbruik en de onvoldoende rust het lichaamsgewicht snel dalen. Niet zelden echter is dit laatste een gevolg van onvoldoende voedselopname doordat de patiënt zich in zijn sterken bewegingsdrang geen tijd gunt om te eten.
Bij deze zwaardere vormen van manie zien wij ook vaak waandenkbeelden optreden en wel vooral grootheidswaandenkbeelden. De patiënt waant zich schatrijk, noemt zich koning, prinses, O.L. vrouw, de engel Gabriel, God etc. Doorgaans zijn deze waandenkbeelden zeer veranderlijk en wisselend. Ook hallucinaties en illusies kunnen voorkomen in allerlei vorm. De laatste vooral als persoonsverwarring.
Zwaardere vormen van manie:
Het manische delier
Wordt de intensiteit van de ziekte nog sterker, dan ontstaat een min of meer delirante toestand, het z.g. manische delier. De gedachtenvlucht heeft hier zijn sterksten graad bereikt en is in gedachtenvluchtige verwardheid overgegaan. De patiënt schreeuwt en tiert dag en nacht en vertoont hevige bewegingsonrust. In deze heftige verloopende vormen bestaat een vertroebeling van het bewustzijn met desoriëntatie terwijl zeer vele hallucinaties en illusies het beeld van een deliranten toestand voltooien.
Van de oorspronkelijke vroolijke stemming is hier niet veel meer over. Er is een verwarde wisseling van uitbundigheid en neerslachtigheid, zich uitend in lach- en huilbuien, soms zelfs in angsttoestanden, welke laatste met name onder den invloed der hallucinaties optreden. De voedselopname is hierbij in den regel sterk gestoord, zoodat het doorgaans noodzakelijk is kathetervoeding toe te passen wil men niet riskeeren dat de door heftige opwinding en onvoldoenden slaap reeds uitgeputte patiënt snel vervalt. Ook moet men op collapsaanvallen bedacht zijn. Voor den deliranten tijd bestaat later vaan amnesie.

De verpleging van Manische patiënten
De verpleging van manische patiënten geschied het beste in een rustige omgeving, omdat zij sterk reageren op alles wat zij rondom zich zien of hooren en hun opgewondenheid en onrust door een eenigzins drukke omgeving worden onderhouden en verergerd. Bij voorkeur verpleegt men deze lijders dan ook niet op een zaal, doch in aparte kamertjes, separeerkamers of single rooms genoemd, die grenzen aan de waakzalen en waarbij geregeld toezicht van verplegend personeel mogelijk is. Opsluiten in isoleerkamers is op grond van later nog uiteen te zetten redenen sterk te ontraden.
Het behoort tot de taak der verplegenden om de ziekelijke bedrijvigheid en de bewegingsonrust dezer patiënten een goede banen te leiden en het beste hiertoe aan te wenden middel is een met zorg voor iederen patiënt uit te kiezen bezigheid. Is hij niet tot ingewikkelde werkzaamheden in staat, dan geeft men hem desnoods den meest eenvoudigen arbeid, ook al maakt hij zelfs hier aanvankelijk nog knoeiwerk van. Men moet vooral niet te gauw zeggen; ‘hij brengt er toch niets van terecht’ of ‘hij verknoeit alles maar’ want door geduldig volhouden en proberen zal het ten slotte beter gaan en zal de geschiktheid tot nuttigen arbeid zich ontwikkelen. Bij de beginnende en zware gevallen van manie raden wij sterk aan de combinatie van de verpleging op bed met deze arbeidstherapie.
De bedverpleging toch heeft het voordeel, dat zij deels kalmeerend werkt en deels de lichamelijke uitputting tegengaat. Tot voor kort werd bij deze patiënten uitsluitend de bedverpleging toegepast. In den laatsten tijd echter gaat de arbeidsbehandeling ook voor deze gevallen meer en meer veld winnen, terwijl sommige psychiaters zoover gaan, dat zij de bedverpleging ook hier geheel ter zijde stellen. Ons is echter gebleken, dat althans in de beginnende en in de zware gevallen van manie de combinatie van de beide verpleegwijzen het beste resultaat geeft.
In de zwaarste gevallen van manie komen wij met de arbeidstherapie en ook met de bedverpleging niet uit. Ter bestrijding van de geweldige onrust moeten wij dan overgaan tot andere middelen, namelijk in de eerste plaats tot de verpleging in het geprolongeerde of permanente bad ofwel tot de minder aanbevelenswaardige hydropatische inwikkeling. In enkele gevallen kan men ook het toedienen van kalmeerende geneesmiddelen niet ontberen, terwijl speciaal bij deze ziekte een ‘slaapkuur’ dikwijls een gunstig resultaat heeft. Ten slotte mag nog werden opgemerkt dat –en dit geldt eigenlijk voor alle psychosen- de verplegende niet moet trachten de waanuitingen van een Patient te bestrijden; het eenige resultaat van zulke pogingen is dat men hem daarmee prikkelt en opwindt. Men doet het beste in het geheel niet op de ziekelijke uitingen in te gaan. Dit laatste geld vooral ook voor de bij deze patiënten zo vaak voorkomende plaagzucht, al zal het ook dikwerf veel geduld en zelfoverwinning eischen om laconiek te blijven onder de soms kwetsende en tergende scheldwoorden en plagerijen.
De manische aanval duurt gewoonlijk 5 à 6 maanden, soms wat korter, soms echter veel langer. In de meeste gevallen geneest de patiënt, al kan hij later, ook nog jaren nadien, een nieuwe aanval krijgen of er zelfs nog meerdere doormaken. In een aantal gevallen geneest de ziekte niet, doch wordt chronisch. Deze patiënten vertonen dan een blijvend manisch toestandbeeld, meestal echter in een minder hevigen vorm.
Meteen door naar deel 2: Depressieve- of Melancholische Psychose.
Bron
- Zielszieken, zenuwzieken en hun verpleging Hoofdstuk VII, Paragraaf 1. HJ Schim van der Loeff en JAJ Barnhoorn Derde druk, 1936, JJ Romen & Zonen, Roermond-Maaseik
Geef een reactie