Algemeen
De sociale fobie word in de DSM-IV gedefinieerd als een hardnekkige angst voor één of meer situaties waarin de betrokken persoon is blootgesteld aan mogelijke kritische beoordeling door anderen, en waarin hij bang is zich belachelijk te maken.
Voorbeelden hiervan zijn spreekangst, trillen in sociale situaties, of de angst dat men hetgeen hij zegt belachelijk zal vinden. Mensen met een sociale fobie weten dat er geen echt gevaar dreigt. Maar ze zijn bang om af te gaan of een foutje te maken.
Angststoornissen: De Sociale Fobie
Ze vinden van zichzelf dat ze een perfecte indruk moeten maken. Daardoor worden ze nerveus en gespannen. De angst die ontstaat kan verschijnselen zoals hartkloppingen en benauwdheid veroorzaken. Dit geeft hen het gevoel dat ze de situatie niet aankunnen. Mensen met een sociale fobie zijn bang dat anderen dit zullen merken. Dit versterkt de angst, waardoor ze in paniek kunnen raken.
De meeste sociale fobici zijn bang voor meerdere sociale situaties. In een onderzoek van Turner e.a. (1986) bleek dat 90% van de sociale fobici angstig was in ten minste twee verschillende situaties en dat 45 procent van de sociale fobici angstig was in minimaal drie verschillende situaties. Sociale fobici vormen geen homogene categorie, maar kunnen onder meer aan de hand van de volgende dimensies worden onderscheiden:
- Sociaal vaardig versus onvaardig.
- Lage fysiologische arousal versus hoge fysiologische arousal.
- Rationele versus irrationele denkstijl.
- Weinig vermijdend tegen sterk vermijdend.
- Angstig bij bekende personen versus angstig bij onbekende personen.
- Angst in groepen versus angst in gezelschap van slechts één persoon.
Een sociale fobicus kan op elk van deze dimensie worden ingedeeld. Hoewel de meeste mensen last hebben van sociale angst of verlegenheid gaat het hierbij meestal niet om een sociale fobie. De prevalentie (het percentage van de bevolking/populatie dat gedurende een bepaalde periode aan een bepaalde ziekte lijdt) van de sociale fobie in Nederland werd geschat op 8%. Sociale fobie komt even vaak voor bij vrouwen als bij mannen.
Diagnostische criteria voor sociale fobie (DSM-IV)
- Blootstelling aan de gevreesde sociale situatie leid tot een onmiddellijke angstreactie; dit kan de vorm annemen van een situatiegebonden paniekaanval.
- Een fobische situatie wordt vermeden of kan alleen met intense angst worden doorstaan.
- Vermijding of spanning interfereert met het functioneren in een beroep of in sociale relaties of betrokkene lijdt ernstig onder de angst.
- De betrokken persoon is er van overtuigd dat zijn angst in feit overdreven is en niet in verhouding staat tot het reële gevaar dat hij loopt.
- De angst mag niet in relatie staan tot een andere AS-I stoornis of een AS-II stoornis (bijvoorbeeld trillen in geval van parkinsonisme of stotteren.
Verschijnselen
Iemand met een sociale fobie voelt zich in genoemde situaties heel erg ongemakkelijk. Op momenten dat u erg angstig bent kunt u de volgende klachten krijgen:
- Hartkloppingen, transpireren, duizeligheid, beven en blozen.
- Hyperventilatie, benauwdheid, een vervelend gevoel in de borst.
- Misselijkheid of diarree.
- Tintelingen of een doof gevoel in handen en/of voeten.
- Het gevoel niet meer te weten wie of waar u bent.
- Het gevoel dat u de controle over uzelf verliest, gek wordt of doodgaat.
Een aanval van angst (paniek) kan minuten tot uren duren. Meestal gaan de klachten snel over als de situatie waarvoor u zo bang bent, is verdwenen. Iemand met een sociale fobie zal situaties die aanleiding tot paniek geven, meestal proberen te vermijden.
Oorzaken
Over oorzaken van sociale fobie valt nog weinig te zeggen. Wel zijn extra risico’s bekend. Dat wil zeggen: er is meer risico in onderstaande gevallen. De extra risico’s hebben te maken met geslacht en leeftijd, met individuele kwetsbaarheid, met de omgeving, en met levensgebeurtenissen.
Geslacht en leeftijd
Vrouwen hebben 1,5 keer meer kans op een sociale fobie dan mannen. Individuele kwetsbaarheid: Het lijkt erop dat sociale fobie erfelijk is. Bij kinderen kunnen normale angsten uitgroeien tot een sociale fobie, als in de puberteit de eisen vanuit de omgeving groter worden.
Omgeving
De volgende mensen hebben vaker een sociale fobie:
- Mensen met een lage opleiding.
- Mensen die alleen wonen.
- Mensen die geen werk hebben.
- Mensen met weinig steun in hun omgeving.
Levensgebeurtenissen
Mensen die vernederende, sociale gebeurtenissen meemaken, hebben vaker een sociale fobie. Dit kan ook door minder dramatische gebeurtenissen, maar die steeds weer gebeuren.
Seksueel geweld door een bekende in de vroege kindertijd geeft flinke kans op een sociale fobie. Waarom sommige mensen een angststoornis krijgen, is niet duidelijk.
In sommige families komen angststoornissen vaker voor. Erfelijkheid lijkt een rol te spelen. Je zou kunnen zeggen dat de een meer kwetsbaar is dan de ander. Er wordt gedacht dat bepaalde stoffen (neurotransmitters) invloed hebben op iemands gevoeligheid voor angst of paniek. Neurotransmitters zitten bij iedereen in het bloed en in het zenuwstelsel. De manier waarop iemand met angst omgaat lijkt voor een deel ook aangeleerd. Opvoeding en ervaringen uit het verleden spelen daarbij een rol.
Behandeling
Een sociale fobie kan worden behandeld met cognitieve gedragstherapie. Dit is een vorm van psychotherapie. Samen met de behandelaar gaat iemand kijken naar de manier van denken en zijn gedrag. Daarna is het de bedoeling dat iemand dat gaat veranderen. Dan zullen de klachten minder worden.
De cognitieve gedragstherapie is gebaseerd op twee principes. De cognitieve therapie leert de patiënt te beseffen dat de angsten niet reëel maar overdreven zijn. Tevens wordt geleerd dat de angst altijd vanzelf overgaat en door de patiënt zelf onder controle is te brengen.
De gedragstherapie richt zich op de patiënt te stimuleren de confrontatie met de gevreesde en vermeden situatie aan te gaan. Hierdoor kan de patiënt in samenhang met medicijnen en cognitieve therapie leren dat de angst voor deze situaties overwonnen kan worden en dat zij de gevreesde situatie aankunnen. Dit wordt nogal eens gecombineerd met het oefenen in kleine stapjes waarbij iemand steeds meer in aanraking komt met waar hij bang voor is.
Zo wordt hij steeds minder bang. Deze behandeling heet exposure in vivo. Exposure betekent: blootstellen; en in vivo: in het echt. Daarnaast blijkt het trainen in sociale vaardigheden te helpen tegen een sociale fobie. Deze behandelingen worden vaak gedaan in groepsverband.
De effecten van exposure in vivo, assertiviteitstraining en cognitieve gedragstherapie ontlopen elkaar niet veel. Wanneer een sociaal fobicus niet over de nodige sociale vaardigheden beschikt is het zinnig deze aan te leren met assertiviteitstraining.
Beschikt een sociaal fobicus wel over deze vaardigheden dan is cognitieve therapie de aangewezen therapie om onderliggende irrationele ideeën te veranderen en /of exposure in vivo om het vermijdingsgedrag te veranderen.
Heeft iemand last van een sociale fobie voor meerdere situaties, dan kan hij kiezen voor een psychologische behandeling maar ook voor een behandeling met medicijnen. Dan is het goed te beginnen met antidepressiva. Die pakken tegelijk de depressie aan.
Medicijnen tegen depressie (antidepressiva) helpen echter ook de angst te verminderen. De voorkeur gaat uit naar antidepressiva zoals fluvoxamine of paroxetine. Antidepressiva beginnen na ongeveer zes weken goed te werken.

In de eerste weken kunnen bijwerkingen optreden zoals toename van de angst, een droge mond, maagdarmklachten, slaperigheid of slapeloosheid, transpireren en minder zin in vrijen. De bijwerkingen verschillen per middel en verdwijnen meestal na verloop van tijd. Antidepressiva werken niet verslavend.
Tot de antidepressiva goed werken, kunt u bij hevige angst eventueel kalmeringsmiddelen (benzodiazepines) gebruiken zoals diazepam of oxazepam. Deze middelen werken versuffend en verslavend. Gebruik ze daarom hooguit één tot twee weken.
Bij podiumvrees c.q. plankenkoorts is het effect van bètablokkers overtuigend aangetoond. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat selectieve MAO-A- remmers effectief kunnen zijn in de behandeling van gegeneraliseerde sociale fobie.
Bron
- Artsennet.nl.
- Trimbos.nl.
- Handboek psychopathologie deel 1, Bohn, Stafleu en van Loghum, 2000.
Geef een reactie